SV | [Koph.] Ik riep tot mijn liefhebbers, [maar] zij hebben mij bedrogen; mijn priesters en mijn oudsten hebben in de stad den geest gegeven, als zij spijze voor zich zochten, opdat zij hun ziel mochten verkwikken. |
WLC | קָרָ֤אתִי לַֽמְאַהֲבַי֙ הֵ֣מָּה רִמּ֔וּנִי כֹּהֲנַ֥י וּזְקֵנַ֖י בָּעִ֣יר גָּוָ֑עוּ כִּֽי־בִקְשׁ֥וּ אֹ֙כֶל֙ לָ֔מֹו וְיָשִׁ֖יבוּ אֶת־נַפְשָֽׁם׃ ס |
Trans. | qārā’ṯî lamə’ahăḇay hēmmâ rimmûnî kōhănay ûzəqēnay bā‘îr gāwā‘û kî-ḇiqəšû ’ōḵel lāmwō wəyāšîḇû ’eṯ-nafəšām: |
[Koph.] Ik riep tot mijn liefhebbers, [maar] zij hebben mij bedrogen; mijn priesters en mijn oudsten hebben in de stad den geest gegeven, als zij spijze voor zich zochten, opdat zij hun ziel mochten verkwikken.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
[Koph.] Ik riep tot mijn liefhebbers, [maar] zij hebben mij bedrogen; mijn priesters en mijn oudsten hebben in de stad den geest gegeven, als zij spijze voor zich zochten, opdat zij hun ziel mochten verkwikken.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!